maandag 10 december 2012

Over vertrouwen... Avoir confiance.... c'était en 2008...

Een ander je vertrouwen schenken is heroïsch

Peter Henk Steenhuis − 16/09/08, 20:56

Deugden zijn geen beperkende normen of vage waarden, maar kwaliteiten waarin je uitblinkt. Vandaag: filosoof Gerard Bodifée over vertrouwen. „Onze economie draait zolang we vertrouwen in een grote, verstandige illusie.”
’We zijn alleen in staat de kredietcrisis te bezweren als we de deugd van het vertrouwen beoefenen”, zegt de Belgische schrijver en filosoof Gerard Bodifée. „Die crisis waarbij de banken Merrill Lynch en Lehman Brothers deze week in de problemen zijn gekomen, is ontstaan door groeiend wantrouwen. Onze hele economie is gebaseerd op het vertrouwen dat het papier in onze portemonnee iets waard is. Als dat vertrouwen wankelt, en wij massaal naar de bank lopen om goud te eisen als tegenwaarde voor het bankbiljet, stort het systeem in elkaar. Het geld is niet gedekt. Onze economie draait zolang we vertrouwen in een grote, verstandige illusie. Om dat vertrouwen te behouden, is het belangrijk dat er niet te veel inflatie is, dat de overheid geen geld bij drukt. Het vraagt collectieve discipline om het vertrouwen in die illusie in stand te houden.”
Vertrouwen in een illusie, is dat geen helse klus?
„Vertrouwen lijkt een eenvoudige deugd: je bent trouw aan wat je zegt. Maar vertrouwen is geen eenvoudige deugd: het is een handeling waarbij je geeft en vraagt tegelijk. Door je vertrouwen te geven, vraag je de ander het niet te beschamen. Naarmate deze deugd meer beoefend wordt, is de samenleving betrouwbaarder, zelfs goed berekenbaar.”
Gebeurt dat?
„Minder dan vroeger, en ook meer dan vroeger.”
Kan dat?
„Zeker, een samenleving is een complex geheel met tegenstrijdige ontwikkelingen.”
Dan beginnen we bij minder vertrouwen.
„We zien de laatste jaren overal flitspalen als paddestoelen uit de grond schieten. Dat zijn onsympathieke dingen, ze zijn een teken dat de overheid ons niet meer vertrouwt. Ons landschap verraadt ons groeiende wantrouwen.”
Een verkeersbord zou moeten volstaan?
„Ja.”
Dat is naïef.
„Waarom?”
Omdat de mens geneigd is tot alle kwaad.
„Nee, wij zijn geneigd tot het goede, en daarom zei ik ook dat we de deugd van het vertrouwen meer dan vroeger beoefenen.
Kwade neigingen, zo meen ik, zijn een erfenis: ons biologisch verleden heeft ons instincten nagelaten die noodzakelijk zijn om in de jungle te overleven. Dat de mens nog bestaat, heeft hij te danken aan zijn agressiviteit, zijn egoïsme, zijn sluwheid.
Tegelijkertijd beseffen we nu dat we onze huidige morele en humane principes niet kunnen huldigen als we die instincten botvieren. We vinden dat we ons moeten beheersen, we vinden dat we ons eerlijk en rechtvaardig moeten opstellen tegenover een ander. Veruit de meerderheid van de mensheid wil ook in zo’n eerlijke samenleving leven, waarin ik goed ben voor de ander en die ander voor mij. En die kant gaat de samenleving uiteindelijk ook op.”
Kunt u dat laten zien?
„Ik geef u een klein voorbeeld. We hebben de deugdethiek te danken aan de Griekse filosoof Aristoteles. Hij stond bekend als een aimabel mens, die zich ook afvroeg hoe hij goed moest omgaan met zijn slaven. Door ze niet te slaan, voldoende voedsel te geven. Maar wíj zien het bezit van slaven zelf nu als een groot moreel kwaad; het is onvoorstelbaar dat een hedendaagse filosoof zich zou afvragen hoe hij met zijn slaven moet omgaan. In tweeduizend jaar hebben we onmiskenbaar morele vooruitgang geboekt.
We zien die vooruitgang natuurlijk niet altijd. In mijn zojuist verschenen novelle ’Diotima’ bekijk ik de ontwikkelingen van het leven op aarde door de ogen van iemand die zich erg ongerust maakt. Ik heb in dit verhaal geprobeerd een angst voelbaar te maken over een bestaan dat onherroepelijk dreigt te mislukken. En tegelijkertijd wil ik het vertrouwen in het leven niet verloren laten gaan.’’
Het is niet moeilijk uit de vorige eeuw voorbeelden te geven van morele achteruitgang.
„Onze morele ontwikkeling gaat langzaam, en gaat gepaard met vallen en opstaan, omdat we nog opgescheept zitten met ons biologisch verleden.”
Wantrouwen behoort ook tot die biologische evolutionaire erfenis?
„Ja. Het vlamt op als we geconfronteerd worden met iets nieuws. Wij maken ons tegenwoordig zorgen over opkomende xenofobie. Ik zal niet ontkennen dat er racisme is, maar ik zou bijna zeggen: geen wonder. Er zijn de afgelopen decennia tientallen miljoenen vreemdelingen ons continent binnengekomen. Dat is een sociologische schokgolf die we voelen.
Het is een oude reflex de vreemdeling te wantrouwen, hem te zien als een bedreiging van onze verworvenheden. Ik vind dat we die schokgolf redelijk verwerkt hebben. Er zijn uitwassen, maar de gedachte dat het blanke ras superieur is en dat de andere rassen moeten worden gedeporteerd, hoor je geen zinnig mens meer opperen. Die opvatting hebben we achter ons gelaten. We vertrouwen erop dat die ander, net als wij, op zoek is naar een goed leven.”
Dat vertrouwen vergt moed.
„Zeker, vertrouwen is een heroïsche daad: je moet jezelf overwinnen en het risico nemen dat de ander het geschonken vertrouwen schendt. Vertrouwen is dan ook een uiterst humane maar gevaarlijke deugd.”
Hoe kunnen we die deugd verwerven zonder beschadigingen op te lopen?
„Dat gaat niet. We kunnen hooguit leren hoe we de beschadigingen binnen de perken kunnen houden.”
Hoe?
„Ouders moeten hun kinderen tijdens de opvoeding eerst de gevaarlijke kant van de deugd bijbrengen: ’Ga niet met vreemden mee en vertrouw niet alles wat iedereen zegt.’ Wie moet je dan wel vertrouwen? Je ouders, je grootouders, je meesters en juffen op school, andere kinderen. Uiteindelijk moet de kring zich uitbreiden.”
Kinderen kunnen keihard zijn.
„Bij hen zien we de spontane werking van onze instincten nog het sterkst. Opvoeden is kinderen leren een afgewogen risico te nemen en tegelijkertijd humaniseren.
In tegenstelling tot een dier is de mens een wezen dat verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Wie vertrouwen schenkt, verwacht dat de ander verantwoordelijkheid voor zijn daden zal nemen. Wanneer je een kind tijdens de opvoeding leert anderen te vertrouwen, leer je hem het verschil tussen een mens en een dier. Wanneer je een kind zelf vertrouwen schenkt, doe je een beroep op he om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Vertrouwen schenken is een opdracht mens te worden; vertrouwen waard zijn ook.”
Toch ziet u ook een groeiend wantrouwen.
„Ja, ons wantrouwen betreft niet alleen de economie, maar ook de ecologie. We benaderen de problemen rond de klimaatverandering alsof de ondergang van de wereld nabij is en dat we het met z’n allen definitief verknald hebben.
Dat gevoel komt uit een gebrek aan vertrouwen in de kracht van de mens, ik zou zelfs willen zeggen, uit een gebrek aan vertrouwen in het leven zelf.”
Klimaatverandering is zo erg nog niet.
„Dat zeg ik niet. We hebben een welvarende maatschappij opgebouwd, waar we een prijs voor betaald hebben. Op onderdelen waar die prijs te hoog geweest is, zijn problemen ontstaan. Die moeten we aanpakken, zonder in paniek te raken.”
Raken we zo snel in paniek?
„De vervuiling grijpt ons nu zo sterk aan, dat er allerlei angstreflexen worden wakker geroepen.
Vertrouwen is een anti-gif tegen angst. We hebben nood aan vertrouwen om onze angstige gevoelens te beheersen. Volgende vraag is waarom we zo snel in paniek raken. Het zou mij niet verbazen als deze paniek te maken heeft met het wegvallen van religiositeit in de samenleving.”
U houdt een slag om de arm.
„Ja. Er zijn te veel vormen van nieuwe religiositeit om hier met zekerheid uitspraken over te doen, maar wezenlijk is religie gebaseerd op vertrouwen.
Geloof is niet het aannemen van bepaalde geloofszekerheden, geloof is het durven schenken van vertrouwen aan het bestaan zelf. De religieuze mens zegt: ’Ik vertrouw op de goedheid van God’, of nog korter: ’Ik vertrouw op God’. Hij voelt dat zijn bestaan bij God in goede handen is en op dat vertrouwen stoelt hij zijn leven.
De moderne mens zal vermoedelijk niet makkelijk zo spreken, hij kijkt vragend, afwachtend of sceptisch naar God.”
En vol vertrouwen naar de mens, die de plaats van God nu heeft ingenomen.
„Dat lijkt me te logisch gedacht. Ik denk dat het verloren gaan van een religieuze houding die wel twintig eeuwen dominant was, bij velen het gevoel heeft doen ontstaan dat de grond onder hun voeten is weggeslagen.”
Dan kom je in een vrije val terecht.
„En dat is een toestand die we terecht niet vertrouwen, want een vrije val loopt slecht af.
In de vele nieuwe vormen van religiositeit zie ik een zoektocht naar onze religieuze kern, en die bestaat uit de diep gevoelde wens ons vertrouwen te schenken aan het bestaan.”
Of de moderne mens voelt er, wijs geworden, weinig meer voor iets of anderen te vertrouwen. Hij is wantrouwend, realistisch geworden.
„De realist zegt: ’Kijk, de weg is onbegaanbaar, want hij zit vol kuilen. Op die weg stel ik mijn vertrouwen niet, ik doe iets anders.
Even terug naar het voorbeeld waarmee we begonnen. De realist zegt: ’Het is nu, met die kredietcrisis, idioot nog te geloven in de illusie van de economie. Dat doe ik niet meer, ik ga naar de bank en eis mijn geld op.’ Dat gebeurde in de jaren twintig van de vorige eeuw, met een massale armoede als gevolg.
Realisten vallen in de kuil die zij zelf graven. En vervolgens zeggen ze ook nog dat ze gelijk hebben.
Degene die de deugd van het vertrouwen beoefent, zegt: ’Goed, die weg mag vol kuilen zitten, maar ik vertrouw erop dat hij desondanks nog wel begaanbaar is.’ Wie komt er nou verder, de realist of degene die zich oefent in de deugd van het vertrouwen?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten