Flinke vrouwen zoeken elders een toekomst
Tussen ca. 1850 en 1955 migreerden talloze meisjes en vrouwen binnen Nederland. Op zoek naar werk en inkomen zochten dienstboden, boerinnen, kantoorbedienden, verkoopsters en anderen hun heil elders in het land. Van platteland naar de stad of juist andersom.
Kantoorpersoneel 1913
Zeeuwse dienstboden: migratie naar 'de overkant'
Dienstboden waren vrouwen die huishoudelijke werkzaamheden verrichtten en die inwoonden bij een werkgever. Veelal migreerden zij naar dorpen in de eigen omgeving, naar provinciestadjes of van de provincie naar de grote stad. De 'dienstjes' duurden vaak maar een jaar of korter. Zeeuwse dienstboden wisselden dus veelvuldig van werkgever.
Migratie tussen plattelandsgemeenten was de meest voorkomende migratierichting. Migratie naar 'de overkant', naar andere Zeeuwse eilanden, kwam eerst nauwelijks voor. Migratie naar steden in het westen, vooral Den Haag en Rotterdam, nam vanaf 1880 steeds meer toe door de stijgende vraag naar dienstmeisjes in de stedelijke middenklasse.
Na 1920 nam de reistijd naar het westen af door verbeterde transportmogelijkheden en vertrokken Zeeuwse dienstboden ook naar andere steden, zoals Amsterdam en Haarlem. Ook migreerden zij van steden naar villadorpen als Baarn, Bloemendaal en Heemstede, waar rijke stedelingen waren gaan wonen.
… ben nu verhuurt voor werkmeid bij een Notaris, een rijke dienst nogal met 4 booijen [=dienstboden] en zomers naar Buiten, te Zijst [sic], […] en ’s winters in Amsterdam
Pietje Willemse aan Maatje Weijler, 22 februari 1863, citaat uit:
Aachtingswaardige vriendin: drieënvijftig brieven van een dienstbode uit Tholen / B. Blikman-Ruiterkamp (2000)
Dienstmeisjes uit gezinnen van ongeschoolde arbeiders en boeren verplaatsten zich over de kortste afstanden: in hun eigen woonplaats of nabije omgeving. Over lange afstand, voornamelijk naar plaatsen buiten Zeeland, migreerden vooral dienstboden uit gezinnen van onderwijzers, ambtenaren en opzichters. Deze gezinnen konden de migratie naar de steden in het westen waarschijnlijk beter bekostigen dan minder vermogende gezinnen. Andere belangrijke voorwaarden om naar werkgevers buiten Zeeland te migreren waren:
•
broers of zussen woonachtig in het westen
•
de aanwezigheid van katholieke organisaties
Het verlies van één van de ouders was ook vaak een reden voor arbeidsmigratie.
Bietenrooiers 1915
Boerinnen in de Noordoostpolder: kolonisatiepolitiek
Vanaf 1947 was de Noordoostpolder klaar voor bewoning. Het idee was om een moderne plattelandscultuur te introduceren in de hoop een ideale samenleving te creëren: met een vooruitstrevende boer die veel meer een ondernemer was en nieuwe ontwikkelingen wilde toepassen. Uit onderzoek kwam naar voren dat bij bestaande boerenorganisaties, die vooral uit mannen bestonden, deze nieuwe denkbeelden nog nauwelijks leefden. Deze ideeën vonden echter wel gehoor bij plattelandsvrouwenorganisaties. Bij de selectie van boeren werd daarom ook speciale aandacht gegeven aan boerinnen.
Gezinnen die een aanvraag tot vestiging in de Noordoostpolder indienden, kregen bezoek van selecteurs en maatschappelijk werksters. Aan de hand van een vragenlijst werd onder andere gekeken naar de algemene en geestelijke ontwikkeling, de gezondheidstoestand en de huisvesting van het gezin, maar ook naar de bedrevenheid in het huishoudelijk werk.
In de praktijk bleek dat lang niet alle boerinnen lid waren van een vrouwenorganisatie, voordat ze in de Noordoostpolder kwamen wonen. Het cultuurideaal, zoals vastgelegd in de richtlijnen voor de kolonisatie van het nieuwe land, droegen de boerinnen niet allemaal mee. Zij volgden hun man of aanstaande om een eigen bedrijf te beginnen, niet uit ideologische overwegingen.
Telefoniste 1917Migratie naar Amsterdam
In 1953 migreerden ruim 7.700 alleenstaande vrouwen naar Amsterdam. Er vertrokken ook weer zo’n 6.600 alleenstaande vrouwen uit Amsterdam, het verloop was dus groot.
Daarnaast probeerden bedrijven meisjes van buiten de stad te werven met ‘verzorgde migratie’, omdat er te weinig Amsterdamse meisjes solliciteerden. Meisjes die gingen werken voor grote bedrijven zoals de PTT, het Staatsbedrijf voor Posterijen, Telegrafie en Telefonie, kregen bijvoorbeeld extra zorg en een toeslag voor kosten in het levensonderhoud toegezegd.
arbeidsmigratie_stationswerk.jpgStationswerk
Een bijkomend verschijnsel van arbeidsmigratie was het stationswerk. In 1902 waren stationsjuffrouwen – herkenbaar aan een band om de arm – behulpzaam bij aankomst van trein of boot en bemiddelden zij bij het vinden van onderdak en werk. Met het geven van voorlichting en hulp aan vrouwen die van het platteland naar de stad migreerden, wilden vrouwenorganisaties voorkomen dat meisjes “hetzij door onwetendheid, hetzij door lichtzinnigheid” de verkeerde weg op gingen. Dat wil zeggen: in handen vielen van pooiers en zo tot gedwongen prostitutie werden gebracht.
Inwonen, op kamers en huisvesting voor alleenstaande vrouwen
Vrouwen, die voor werk migreerden, gingen soms bij familie wonen. Ook maakten ze deel uit van de huishouding van een werkgever, zoals dienstboden. Als ze zelfstandig wilden wonen, kwamen ze terecht in een pension of op een kamer bij een hospita. Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen er initiatieven voor de huisvesting van alleenstaande, werkende vrouwen, zoals de Flatstichting voor Vrouwen door Vrouwen aan het Kenaupark in Haarlem.Dienstboden 1915
In 1955 werden ongetrouwde jonge vrouwen in Amsterdam geïnterviewd, werkzaam als lager kantoorpersoneel, verkoopsters of in huishoudelijke beroepen. Van de 204 geïnterviewden bleken 64 meisjes op kamers te wonen. Hiervan kwamen zeven meisjes uit Amsterdam, tegenover 57 van buiten de stad. De redenen waarom de meisjes het ouderlijk huis verlieten en op kamers gingen wonen, waren:
•
37,5% was op zoek naar werk
•
24% wilde graag zelfstandig zijn
•
14% had geen andere mogelijkheden
•
12,5% wilde weg uit de oude omgeving
Voor meisjes die een laag salaris hadden, was het zeer moeilijk een geschikte kamer in Amsterdam te vinden. Er was een groot gebrek aan eenvoudige 'kosthuizen' en goedkope kamers. Bijna de helft van de meisjes had via een advertentie of 'raamadvertentie' een kamer gevonden. Bij het onderzoek rees de vraag of deze adressen altijd waren aan te bevelen, maar meisjes bleken niet op 'een geheel verkeerd adres te zitten'. Wel zijn meisjes geïnterviewd, die kamers hadden moeten huren met onvoldoende accommodatie.
Voor het slagen waren echtgenotes nodig die achter het plan stonden om elders opnieuw te beginnen. [..] Want als de vrouw het niet redde, dan redde de boer het ook niet.
Citaat uit interview met J.G. in ’t Veld-Janse, maatschappelijk werkster betrokken bij de selectie van gezinnen voor de Noordoostpolder, 1994
Bronnen
- Een kamer in het Kenaupark
- De levenssituatie van de werkende jonge vrouw in de grote stad
- Zeeuwse meiden: dienen in de levensloop van vrouwen, ca. 1850-1950
- Dankzij de dijken: boerinnen op nieuw land
- Webspecial Stationswerk
- Juffrouwen met een rood-witten band om den arm
Verder lezen
Blog:
Aanmerkelijk gevoeliger zenuwstelsel: vrouwen bij de PTT
Boeken:
- Vrouwendomein: woongeschiedenis van vrouwen in Nederland
- 40 jaren Unionwerk in Amsterdam
- Leene, ons moeders : een boerenvrouw in de 20ste eeuw
- Dienstboden geregistreerd: een onderzoek naar de dienstboden registers van Haarlem en Delft 1891-1909
- Kaatje, ben je boven? : leven en werken van Nederlandse dienstbodes 1900-1940
Tijdschriften:
- Het Gildeblad : veertiendaags orgaan voor alle katholieke meisjes die in betrekking zijn
- Ons Streven: orgaan van den Algemeenen Nederlandschen Dienstboden Bond
Archief:
- Archief Christelijke Plattelandsvrouwenbond (CPB)
- Egodocumenten van dienstmeisjes
Verhaal:
De juffrouw van de telefoon (Museum voor Communicatie)
Hedendaagse praktijk
Advies:
2007 Arbeidsmigratie, Gender en Gezin (.word)
Boek:
Vrouwen in het migratiebeleid
http://www.aletta.nu/aletta/nl/vitrine/flinke_vrouwen_zoeken_elders_toekomst
Geen opmerkingen:
Een reactie posten