Plutarchus was één van Erasmus' lievelingsauteurs. Er is bij de Grieken geen heiliger auteur (Allen 2431). In het voorwoord tot de Lof der zotheid maakt Erasmus als hij zijn voorlopers in het genre van de satirische voordracht opsomt, melding van de dialoog bij Plutarchus tussen Gryllus en Odysseus.
Wanneer Erasmus in 1516 zijn Institutio principis Christiani uitgeeft, opgedragen aan Karel V, noemt hij daarin de Moralia van Plutarchus onder de werken die hij noodzakelijk acht voor de ethische en politieke vorming van de toekomstige koning.
Als Erasmus in 1527 Valentinus Förster de bestudering van geschiedschrijvers en moralisten aanbe-
veelt, noemt hij bij de eerste de Vitae van Plutarchus en bij de laatste de Moralia van deze Griekse auteur (Allen 1798).
Slechte vertalingen hebben de Italianen van Plutarchus' Vitae gemaakt, onder anderen Theodorus Gaza van Saloniki (1475). Zelfs in de vertalingen die de door hem bewonderde Budaeus heeft gemaakt, kon Erasmus enkele ernstige fouten aanwijzen (Allen 2291, 48-54).
Op het gebied van eerste of nieuwe, betere vertalingen van Griekse klassieken was nog veel te doen: Erasmus noemt onder meer de Vitae en de Moralia van Plutarchus in zijn brief van 30 januari 1531 aan Germanus Brixius (Allen 2422, 53).
Erasmus' vertalingen uit Plutarchus' Moralia
Zelf heeft Erasmus veel kleinere werken van Plutarchus vertaald. Het in de Provinciale Bibliotheek van Friesland bewaarde exemplaar uit de bibliotheek van Erasmus is het bewijs dat hij de editio princeps van de Moralia aan zijn vertalingen ten grondslag heeft gelegd. Zo gebruikte hij overigens voor zijn vertalingen uit Euripides ook de tekstuitgave van Manutius (Vgl. ASD IV p. 105, 115).Blijkens de catalogus (Allen I, 8) van zijn werken heeft Erasmus zich gewaagd aan de Moralia van Plutarchus, wiens stijl heel wat moeilijker is [dan die van Lucianus] en die duistere passages heeft, omdat de auteur zijn geleerdheid verbergt. Daaruit heeft Erasmus vertaald de verhandeling met de titel Hoe een vleier van een vriend te onderscheiden (1). Verder Hoe te profiteren van een vijand (2). Eerder had hij vertaald Over de bewaring van de gezondheid (3); Een vorst moet ontwikkeld zijn (4); De filosoof moet regelmatig op bezoek gaan bij de vorsten (5); Welke ziekten zijn erger, die van de geest of die van het lichaam? (6); Wordt misschien met recht gezegd: leef onopgemerkt (7); Over de begeerte naar rijkdom (8). Op deze verhandelingen heeft Erasmus des te liever geoefend, omdat zij niet alleen tot taalvaardigheid leiden, maar ook het meest geschikt zijn om goede manieren te onderwijzen. Behalve de Heilige Schrift heb ik in feite niets deugdzamers gelezen dan deze auteur. Ongemakkelijk was alleen, dat Aldus dit werk [de Moralia] gedrukt heeft naar een op vele plaatsen
bedorven handschrift en dat geen oude handschriften beschikbaar waren. Aldus heeft voor zijn Griekse en Latijnse uitgaven codices gebruikt uit de Bibliotheca Marciana (Vgl. Nestor-Luis Cordero, i.h.b. 79).
De eerste editie van zijn vertaling De tuenda bona valetudine praecepta (3) verscheen te Londen bij Pynson in 1513. Alleen deze editie en de herdrukken Leuven, Dirk Martens, 10 november 1513 en Keulen, Cornelis van Zierikzee, 17 januari 1514 hebben een brief van Erasmus aan John Young, gedateerd 1 januari 1513, als voorwoord (Allen 268 en III, xxiv).
Een brief, de opdracht aan Hendrik VIII, door Allen gedateerd en gelokaliseerd Cambridge juli 1513, is het voorwoord bij De discriminatione adulatoris et amici (1) in Plutarchi Opuscula (Bazel, Froben, augustus 1514), het eerste boek dat voor Erasmus werd uitgegeven, nadat hij op 15 augustus 1514 in Bazel was aangekomen (Allen 272). In een brief aan Thomas More uit diezelfde maand schreef Erasmus de verhandeling wel wat lang te vinden, maar er meer plezier aan te beleven dan aan alle andere. Hij dacht de vertaling in acht dagen klaar te hebben (Allen 271).
Een brief/opdracht van 4 januari 1514 aan Thomas Wolsey, bisschop van Lincoln, is het voorwoord bij een vertaling door Erasmus van Plutarchus' verhandeling De utilitate capienda ex inimicis (2), die in handschrift bewaard wordt in de universiteitsbibliotheek van Bazel (Allen 284). Uitgegeven, met een nieuw voorwoord - wellicht geschreven in juli 1514 op het kasteel van Hammes bij Calais, waarvan zijn trouwste mecaenas Lord Mountjoy slotvoogd was - werd de vertaling in Frobens editie van augustus 1514 (Allen 297). Een tweede maal werd de vertaling gedrukt in de eerste uitgave van de Institutio Principis Christiani, april 1516 (Allen 393). Een derde maal in de Plutarchus van juli 1518, met weer een nieuw voorwoord d.d. 9 september 1517 (Allen 657 en 658).
De aan Young (3) resp. Wolsey (2) opgedragen vertalingen uit Plutarchus' Moralia heeft Erasmus in de herfst van 1512 gemaakt (Allen 264).
Nadat hij lange tijd geen klassieke auteur uit het Grieks vertaald had en ook geen Latijnse auteur uitgegeven, begon Erasmus in 1525 voor ontspanning weer uit zijn geliefde auteur Plutarchus te vertalen.
Het voorwoord tot vertalingen van twee korte verhandelingen van Plutarchus, De non irascendo (9) en De curiositate (10), met de Griekse tekst door Froben gedrukt in mei 1525, is de brief die Erasmus op 30 april 1525 uit Bazel aan Alexius Turzo, thesaurier van de koning van Hongarije, schreef (Allen 1572). Op het laatste blad in de uitgave is - om de blanco keerzijde te vullen - een ander voorwoord, gericht aan de lezer, afgedrukt. Daarin bespreekt Erasmus twee passages die bij het vertalen moeilijkheden opleverden en waarover hem na de druk van de vertaling een licht is opgegaan; hij stelt een verbetering van de Griekse tekst in de Aldijnse Plutarchus (Opuscula 1509) voor.
De vertaling De vitiosa verecundia (11) werd voor het eerst gedrukt als aanhangsel - op verzoek van Erasmus - bij de Lingua (Bazel, Froben, februari 1526). Het voorwoord, een brief aan Frans van Delft, disgenoot te Bazel gedurende de winter van 1524-1525, is gedateerd 3 februari 1526 (Allen 1663).
De bovengenoemde 11 stukken uit Plutarchus zijn, met uitzondering van het zevende, in de Griekse Aldijn door Erasmus van handschriftelijke aantekeningen voorzien. Ze zijn te vinden op de volgende bladzijden: 1: 42-65; 2: 75-81; 3: 106-119; 4: 550-553; 5: 547-550; 6: 514-515; 7: 382-384; 8: 509-513; 9: 448-458; 10: 458-465; 11: 477-484. Voor het zevende stuk heeft Erasmus vermoedelijk een niet bewaarde andere tekstuitgave ter vertaling gebruikt (vgl. ASD IV p. 105, 112). In de inhoudsopgave van de Aldijn heeft Erasmus de titels van vier teksten (1, 2, 4 en 5) aangestreept. Ook de titel met verwijzing naar blz. 356 is van een streepje voorzien, maar bij de tekst treft men geen aantekeningen aan. De aantekeningen in de marge van diverse andere stukken duiden erop dat Erasmus meer heeft vertaald. Die vertalingen zijn niet uitgegeven of, zoals eerder gememoreerd, alleen voor ontspanning gemaakt.
PLUTARCHUS' VITAE, 1519
Behalve de drie eerder genoemde boeken zijn er nog twee uit de bibliotheek van Erasmus in de Franeker academiebibliotheek terechtgekomen. Ook dit zijn Griekse werken, eveneens gedrukt in de Aldijnse drukkerij, echter na de dood van Aldus Manutius, toen diens schoonvader Andrea Asolani beheerder was. Noch Plutarchus' Vitae parallelae (1519) noch de Galenus in vijf delen (1525) dragen het eigendomsmerk Sum Erasmi. Beide missen bladen. Wel vindt men er aantekeningen van de hand van Erasmus in op de buitenrand naast de tekst.Erasmus had de Parallela reeds in zijn bezit, toen hij rond 1525 een bestellijst van boeken naar Italië zond (Allen VII p. 547). Op de verzendlijst komt het boek voor als nummer 267: Plutarchi Vitae graece. Ald. De nummers 265 en 266 zijn Latijnse uitgaven: Plutarchi Vitae Lat. Bad. (Parijs 1514) resp. Graecorum vitae auto. Plutar. Bebe. (Bazel 1531).
In zijn beroemde brief (Allen 1211) van 1521 aan Josse Jonas geeft Erasmus in een subtiele navolging van Plutarchus een parallelle levensbeschrijving van Jean Vitrier en John Colet.
Samen met de Moralia worden Plutarchus' Vitae voor het eerst in de Franeker catalogus van 1644 (op blz. 53-54) genoemd: Idem [= Plutarchi Cheronensis Opera], graece. Venetiis, apud Aldum, 1509, & 1519, in fol. duobus voluminibus. cum manu Erasmi. In de catalogus van 1635 komen beide nog niet voor.
Behalve van Erasmus bevat het boek ook aantekeningen uit 1595 - waarschijnlijk van de hand van Arcerius (vgl. hfdst. Boeken van Erasmus via Arcerius in Franeker) - bij Camillus (36r, 42v, 47v), Pericles (54v) en Fabius Maximus (56r, 57r, 59r).
De vertaling in 13 delen (Amsterdam 1789-1809) van Plutarchus' Vitae die de Franeker hoogleraar Everwinus Wassenbergh en zijn leerling Herman Bosscha gemaakt hebben, is gebaseerd op de Grieks-Latijnse editie Frankfort 1599.
DIOSCORIDES, LUCIANUS e.a., PLUTARCHUS EN GALENUS ALS BRONNEN VOOR ERASMUS' Adagia, Parabolae en Apophthegmata
Adagia
Erasmus vond de Adagia naast het Enchiridion militis christiani zijn belangrijkste werk (Allen 3032).Edities: | Aantal spreekwoorden: | ||
1500 | Parijs, Johann Philipp | Adagiorum collectanea | 818 |
1506-7 | id. | id. | 838 |
1508 | Venetië, Aldus Manutius | Adagiorum chiliades | 3260 |
1515 | Bazel, Johann Froben | id. | + 151 |
1517-18 | id. | id. | + 11 |
1520 | id. | id. | + 21 |
1523 | id. | id. | + 39 |
1526 | id. | id. | + 52 |
1528 | id. | id. | +123 |
1533 | id. | Adagiorum opus | + 488 |
1536 | id. | id. | + 5 |
De eerste editie was een klein formaat boekje dat 152 pagina's telde. De Aldijnse uitgave was een foliant van meer dan 500 bladzijden met 3260 adagia (in vier chiliades, waarvan de laatste onvoltooid); in werkelijkheid zijn het er 3285, want bij het drukken is een telfout ingeslopen. De eerste uitgave bestond grotendeels uit spreekwoorden geput uit de belangrijkste Latijnse auteurs die in de Renaissance bekend waren. Griekse bronnen raadpleegde Erasmus in ruime mate vanaf de Aldijnse editie. In het adagium Festina lente, waarin hij zijn samenwerking met Aldus in diens drukkerij schildert, somt Erasmus de handschriften op die hij in Venetië kon lenen, o.a. van Plutarchus' Vitae en Moralia.
Margaret Mann Phillips geeft als aanhangsel bij haar studie over de Adagia van Erasmus een analyse van de frequentie van de door Erasmus gebruikte bronnen. Daaruit citeren wij de auteurs van de vijf boeken uit de bibliotheek van Erasmus in de Provinciale Bibliotheek van Friesland. De kolommen I-IV hebben betrekking op de duizendtallen van de Adagia, kolom V op de toevoegingen van 1533.
In kolom A staat het jaar van verschijnen van de Aldijnse editie, in B het nummer van Erasmus' exemplaar volgens de verzendlijst van zijn bibliotheek, in C het jaar sedert welk het boek (vermoedelijk) in Erasmus' bezit was.
A | B | C | I | II | III | IV | V | tot. | |
Callistratus | 1503 | 123 | 1503 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 5 |
Dioscorides | 1499 | 203 | 1526 | 8 | 2 | 6 | 7 | 3 | 26 |
Galenus | 1525 | 137 | 1526 | 8 | 6 | 3 | 16 | 2 | 35 |
Lucianus | 1503 | 123 | 1503 | 172 | 94 | 47 | 18 | 4 | 335 |
Nicander | 1499 | 203 | 1526 | 0 | 0 | 1 | 1 | 0 | 2 |
Philostratus | 1503 | 123 | 1503 | 12 | 15 | 1 | 5 | 0 | 33 |
Plutarchus: Moralia | 1509 | 208 | 1509 | 228 | 157 | 124 | 91 | 18 | 618 |
+ Vitae | 1519 | 267 | 1525 |
Blijkens de verzendlijst bezat Erasmus niet de editiones principes van Lucianus (Florence 1496) en Plutarchus' Vitae (Florence 1517).
Lange citaten van de grote auteurs, onder wie Lucianus, dateren van de uitgave 1508 (Aldus); toevoegingen in latere edities dienden hoofdzakelijk tot grotere nauwkeurigheid of ter versterking. Wat de aangehaalde redenaars betreft, is Lucianus de meest opmerkelijke. Hij wordt veelvuldig geciteerd, hoewel minder in het laatste gedeelte van de Adagia dat van 1533 dateert.
Qua aanhalingen wordt Plutarchus alleen overtroffen c.q. benaderd door Cicero (892), Homerus (666) en Aristophanes (596). Naar Plutarchus wordt de hele verzameling door verwezen, maar vooral in IV iv, waar Erasmus duidelijk Plutarchus' filosofische werken (Opuscula moralia) heeft doorgenomen. Plutarchus wordt ook geciteerd als geschied schrijver van de Levens van Grieken en Romeinen (Vitae parallelae). De belangrijkste toevoeging sedert de Aldijnse editie waren de 488 nieuwe adagia in Frobens uitgave van 1533. Men kan zich Erasmus voorstellen terwijl hij voor IV vii 60-64, 68 en 71-73 zijn Plutarchus raadpleegt.
Voor Erasmus was één van de argumenten om adagia te verzamelen, het feit dat de meest geleerde en welsprekende onder de goede (klassieke) auteurs hun boeken rijkelijk van spreekwoorden voorzagen. Plutarchus bij voorbeeld, een ernstig, godsdienstig ingesteld, om niet te zeggen streng schrijver, wat strooit hij overal overvloedig spreekwoorden, zo deelt Erasmus in zijn inleiding op de Adagiorum chiliades vol bewondering mee. Erasmus schrijft - ten onrechte - bijna 50 kleinere collecties van spreekwoorden aan Plutarchus toe, de meeste daarvan in het derde duizendtal van de Adagia. (Collected works of Erasmus vol. 31 p. 12 resp. 10. De annotatie door Sir Roger Mynors van de door Margaret Mann Phillips in het Engels vertaalde eerste 500 adagia geeft gedetailleerde verwijzingen naar de door Erasmus gebruikte auteurs.)
Voor zijn steeds groeiende uitgaven van de Adagia las en herlas Erasmus zijn exemplaar van de Aldijnse uitgave van Plutarchus' Moralia.
Uit Philostratus' Vitae sophistarum citeert Erasmus in een toevoeging van 1533 aan de Adagia (Coll. works vol. 31 p. 368 r. 41; niet bij M. Mann Phillips).
Erasmus verwijst in de Adagia bijna 30 maal naar Dioscorides, meestal in het Latijn. Van diens werken bezat Erasmus behalve de Griekse editio princeps van Aldus uit 1499 (no. 203) volgens de verzendlijst van zijn bibliotheek twee Latijnse uitgaven: één met aantekeningen van J.B. Ignatius met een aanhangsel van H. Barbarus (no. 201, de uitgave Venetië 1516) en één met de aantekeningen van Marcellus Virgilius (no. 202, de Florentijnse editie van 1518). Het gebruik van de Latijnse editie(s) blijkt bij ASD II-4, blz. 127, r. 918 noot. Grieks uit de Aldijn citeert Erasmus in toevoegingen aan de Adagia-uitgaven van 1528 en later; vgl. ASD II-5, 293, r. 70 noot en II-6, 542, r. 639.
Spreekwoorden uit Galenus heeft Erasmus aan de Adagia-uitgave van 1528 toegevoegd (Coll. works vol. 31,p. 304, 311, 378 bijv.). In de Griekse tekst, de Aldijn van 1525 uit zijn eigen bibliotheek, heeft Erasmus ze aangestreept (vgl. hfdst. Galenus' Werken ...). Voorbeelden in deel I: fol. 23v (= ASD II-5, 191), 29v, 31r, 33v en 41v. Een opsomming van de vindplaatsen van deze aantekeningen geven we in het hoofdstuk Titelbeschrijving.
Uit een brief (Bazel ca. 16 september 1528) aan de arts Joachim Martinius van Gent blijkt dat deze aan Erasmus een lijst van spreekwoorden uit Galenus' werken heeft gestuurd. Erasmus heeft die vergeleken met de eerder door hemzelf verzamelde - is Erasmus daarin wel eerlijk? -: twee spreekwoorden van Martinius' lijst waren aan Erasmus' aandacht ontsnapt (Allen 2049, 1-8).
Parabolae
Parabolae
Voor een nieuwe, uitgebreide editie (Bazel 1515) van de Adagiorum chiliades heeft Erasmus onder meer de Moralia van Plutarchus herlezen en in de binnenmarge een π (of πα of παρ) van παραβολη genoteerd bij passages die geen spreekwoorden of spreekwoordelijke gezegdes zijn, maar aphorismen toegelicht door een vergelijking. Bijna de helft (de eerste 707) van de aphorismen in de Parabolae stamt uit Plutarchus' Moralia, waarvan de editio princeps bij Aldus in druk was toen Erasmus in 1508 in Venetië verbleef. Van de 80 stukken die het corpus van de Moralia vormen, heeft Erasmus er een veertigtal, inclusief de acht door hem vertaalde (ed. 1514), voor de Parabolae gebruikt. Van Plutarchus heeft Erasmus naar eigen zeggen zo veel gebruik gemaakt, omdat deze auteur de leider was op het gebied van de parabel. Verder heeft hij geput uit Seneca, Lucianus (7 vergelijkingen; zie ASD I,5 p. 78), Xenofon, Demosthenes, Aristoteles, Plinius en Theophrastus.Over de wordingsgeschiedenis van de Parabolae worden we geïnformeerd door het voorwoord (de brief) waarin Erasmus het werk opdraagt aan zijn dierbare vriend Pieter Gillis, de stadssecretaris van Antwerpen (Allen 312, Bazel 15 oktober 1514). De eerste editie van de Parabolae verscheen in december 1514 in een kleine quarto-uitgave bij Matthias Schürer te Straatsburg. Het boekje was binnen een jaar uitverkocht. Bij andere uitgevers verschenen door Erasmus herziene uitgaven. De wijde verspreiding van de tekst begon in 1520: gedurende bijna een halve eeuw werd het werk door de meeste uitgevers gedrukt (vgl. inleiding ASD I-5).
http://home.wanadoo.nl/m.bourgonjen/UitbiblE/vijfaldijnen.htm#12
http://fr.wikipedia.org/wiki/Plutarque
http://fr.wikipedia.org/wiki/Jacques_Amyot_(%C3%A9v%C3%AAque)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten