et autres...
http://home.wanadoo.nl/m.bourgonjen/UitbiblE/vijfaldijnen.htm#12
Bibliofilie volgens Erasmus
Niet zij houden van boeken, meen ik, die ze onaangeroerd en in kisten weggestopt bewaren, maar zij die ze dag en nacht raadplegen en daardoor vuil maken, kreuken, verslijten, en zij die de bladranden overal met aantekeningen en varianten bedekken. Zo definiëerde Erasmus de bibliofiel naar zijn eigen voorbeeld. Hijzelf immers schreef in zijn boeken vele kanttekeningen, met name tekstvarianten. Boeken waren voor hem het gereedschap van de wetenschappen. Het hierboven vertaalde citaat Neque hi mihi libros amare videntur, qui eos intactos ac scriniis abditos servant, sed qui nocturna iuxta ac diurna contrectatione sordidant, corrugant, conterunt, qui margines passim notulis, hisque variis oblinunt geeft G.A.E. Bogeng in Die grossen Bibliophilen. Geschichte der Büchersammler und ihren Sammlungen. I. Band, Leipzig 1922, blz. 231 zonder vermelding van de vindplaats. Ook Husner (blz. 252 noot 82) heeft die in 1936 niet gevonden. Het citaat is afkomstig uit een brief die Erasmus rond 1489 uit het klooster Steyn schreef aan een niet met name genoemde, getrouwde vriend (Allen 31, 31-34). De zin gaat verder: qui mendi rasi vestigium quam mendosam compositionem malunt; d.w.z. die liever een spoor van een weggekrabde fout willen zien dan een foutieve tekst.Eenzaam is Erasmus nooit: altijd heeft hij gezelschap van oude vrienden. Hij bedoelt de boeken van goede (klassieke) auteurs (Allen 61, 135-137). In de lente van 1500 schrijft Erasmus te Parijs in een voorlopige opdracht voor de Adagia metaforisch over zijn vriendjes, boeken, waarmee hij zich heeft ingegraven en waarvan het gezelschap hem volkomen gelukkig maakt (Allen 125, 30-34). Deze metafoor is door A. Vloemans vertaald in zijn Erasmus (Phoenix-pocket no. 70), Zeist 1962, blz. 126-127.
Over de verering van boeken in de oudheid schrijft Erasmus in zijn brief van 1 april 1516 aan William Warham (Allen 396). Erasmus droeg deze brief bij als voorwoord tot deel 1 van de werken van Hiëronymus, in 1516 te Bazel door Froben gedrukt.
Erasmus' eigen bibliotheek was een deel van hem. Op 29 augustus 1517 schreef hij: Ik ben helemaal, dat wil zeggen met mijn bibliotheek naar Leuven getrokken (Allen 641, 8). Daar waar ik mijn bibliotheek heb, is mijn thuis (Allen 809, 117-118).
Zijn boeken waren Erasmus' grootste bezit. Toen hij op 28 oktober 1521 de Zuidelijke Nederlanden verliet, bleven de boeken eerst in Leuven achter, maar nadat hij in Bazel geacclimatiseerd was, liet Erasmus zijn boekenschat overbrengen en ook alle aantekeningen, ontwerpen en schetsen van boeken. Na een brand in een van de stallen bij het huis van Erasmus in Freiburg, liet hij zijn bibliotheek, die gelukkig geen schade had geleden, in september 1535 naar Bazel overkomen. Op de goede verpakking (in een ton en een kist) en op het transport werd door zijn vriend Bonifacius Amerbach toegezien (Allen 3045 en 3050).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten