maandag 29 oktober 2012

Un autre philosophe: Charles Taylor...

http://www.trouw.nl/tr/nl/5116/Filosofie/article/detail/3334151/2012/10/19/Religie-als-basis-van-vrijheid.dhtml


Wie vandaag de dag de godsdienst nog ernstig neemt, heeft niets van de moderne wetenschap willen begrijpen en durft niet in te zien dat wij toevallige wezens zijn, verloren op een planeetje aan de rand van ons zonnestelsel. Verlossing en gerechtigheid kent de natuur niet. Daar kunnen we maar beter aan wennen.

Heel verrassend klinkt een dergelijke visie niet: ze wordt uitgekreten in kranten en weekbladen en op tv, en drukt het 'officiële' oordeel van de moderne tijd uit over wat nog rest van de godsdienst: ooit misschien een imponerende traditie, nu alleen nog van betekenis voor beklagenswaardige mensen die het bestaan niet aankunnen.

Zo hard als dit vonnis klinkt, zo weinig herkennen gelovigen zich erin. Zwak en laf voelen zij zich allerminst, en een hekel aan wetenschap hebben ze zelden. Voor hen bestaat er geen tegenstelling tussen het vertrouwen in hun eigen rede en hun vertrouwen in God.

Optelsom van individuen
Waar komt die tweedeling in de moderne cultuur dan vandaan?, zo vroeg de Canadese filosoof Charles Taylor - zelf overtuigd katholiek - zich een paar decennia geleden af. En wat zegt zij over de grote impassen waarin we ons nu lijken te bevinden? De strijd tussen godsdienst en Verlichting is opnieuw opgelaaid, terwijl de samenleving haar eigen normen en waarden nauwelijks nog lijkt te kunnen funderen. Bestaat die 'samenleving' eigenlijk nog wel, of is ze, zoals Margaret Thatcher ooit zei, alleen maar een optelsom van afzonderlijke individuen?

In twee grote studies maakte Taylor brandhout van het heroïsche emancipatieverhaal dat de moderne cultuur over haar eigen ontstaansgeschiedenis vertelt. Aan het eind daarvan staan mensen die zichzelf liefst als individuen zien en zelf wel uitmaken hoe ze moeten denken en leven. Godsdienst, die hen juist 'van bovenaf' dwingend toespreekt, was vanaf het begin van die emancipatie hun natuurlijke vijand.

In werkelijkheid, zo schreef Taylor aan het eind van de jaren tachtig in zijn boek 'Bronnen van het zelf', ging het heel anders. Het is juist de godsdienst geweest die de gelovigen steeds meer tot individualiteit heeft opgeroepen. Vroom moesten ze worden tot in hun hart. Bij uitwendige ritualiteit mochten ze het niet laten. Daar begon de katholieke kerk al in de late middeleeuwen op te hameren. Met de Reformatie brak die verinnerlijkte individualisering pas goed door. Iedere gelovige was voortaan zelfstandig en verantwoordelijk geworden voor zijn eigen heil. De hedendaagse zelfbewuste mens die zich niets meer laat gezeggen, is zijn late erfgenaam.

Wetenschap uit vroomheid
Er is dus geen strijd tussen achterlijke religie en moderne vrijheid, aldus Taylor. De vrijheid ligt in het verlengde van de religie. En in de wetenschap gebeurde iets dergelijks. Wetenschap ontstond niet omdat mensen de bijbelse sprookjes zat waren en eindelijk wilden weten hoe het in de werkelijkheid écht zat. De vroege onderzoekers doorvorsten de wereld juist uit vroomheid. In haar zagen zij de hand van God aan het werk en door research hoopten zij Diens bedoelingen nog beter te kunnen begrijpen.

De breuk kwam later pas, in de negentiende eeuw, toen de wetenschap de wereld begon af te schilderen als een toneel van strijd, wedijver en geweld, zo stelde Taylor vast in zijn nóg dikkere studie 'Een seculiere tijd' uit 2008. Niet toevallig kreeg in diezelfde negentiende eeuw de samenleving een grimmig gezicht. Zij werd een wereld 'van markt en strijd', om het met de romanschrijver Houellebecq te zeggen. En dat vroeg om sterke en weerbare individuen: precies het soort dat zich door religie niets meer liet gezeggen. Samen met het geloof in God verdween zo ook het geloof in een bij voorbaat geordende, morele samenleving.

Sprookje
Daar zijn we inmiddels mooi klaar mee, aldus Taylor. De strijd om het gelijk tussen gelovigen en atheïsten, allebei even militant, is er maar één aspect van. Minstens zo belangrijk is de vraag hoe we nog vorm kunnen geven aan een gemeenschap - en ook die wordt met grote ideologische heftigheid uitgevochten.

Taylor reikt geen kant en klare oplossingen aan. Daarvoor zijn de vraagstukken te ingewikkeld en de keuzes te principieel. Maar ze moeten wel op goede gronden worden gemaakt. Het sprookje van de vijandschap tussen godsdienst en moderniteit, is niet langer geloofwaardig. Pas met een open oog voor het verleden kunnen we helder nadenken over de vraag welke toekomst er is weggelegd voor ons, voor de samenleving, voor de godsdienst.

Voorbestemd tot multi-culturalisme
Charles Taylor werd in 1931 geboren in het Canadese Montreal. Zijn vader was een protestantse industrieel met Britse wortels, zijn rooms-katholieke moeder was van Franse komaf. De tweetalige Taylor leek voorbestemd om zich in verschillende culturen te bewegen. Hij studeerde geschiedenis aan de McGill-universiteit, en filosofie, politiek en economie in Oxford. Daar was hij assistent van de Russisch-Britse ideeënhistoricus Isaiah Berlin. Als katholiek raakte hij er verzeild in marxistische kringen rond het tijdschrift New Left Review, maar hij was tegelijk sterk betrokken bij dissidenten in Oost-Europa.

Aan het begin van de jaren zestig keerde Taylor als docent terug naar de McGill-universiteit, waar hij tot 1998 hoogleraar zou blijven. Hij stelde zich enkele keren vergeefs kandidaat voor het Lagerhuis en roerde zich in het Canadese debat rond multiculturalisme en meertaligheid. Een multiculturele samenleving, zo schreef hij, wortelt in de bereidheid van de staat en de meerderheid de eigenheid van minderheidsgroeperingen te erkennen, opdat van hun kant ook minderheden de rechten en plichten van de staat kunnen onderschrijven.

In 1975 publiceerde Taylor een vuistdikke studie over Hegel, de filosoof die volgens hem het wezen van de moderne tijd al vroeg doordacht. Internationale roem kreeg hij met zijn studie 'Bronnen van het Zelf' uit 1989, waarin hij de ontstaansgeschiedenis van ons moderne ik-besef beschreef. Bijna twintig jaar later liet hij in 'Een seculiere tijd' zien dat wetenschap en godsdienst niet elkaars vijanden hoeven te zijn en aanvankelijk zelfs bondgenoten waren. In 2007 ontving Taylor de prestigieuze Templetonprijs voor bijzondere verdiensten op het vlak van religie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten