maandag 3 september 2012

Histoire des Pays-Bas

Dagelijks een ijsbad tegen Motley's mythes

 
Jan Greven − 15/10/02, 00:00
recensieVoor de Amerikaanse diplomaat John Lothrop Motley (1814-1877) waren katholieken achtergebleven types met neigingen tot tirannieke heerszucht en kruiperige bijgelovigheid. Hij moest niet veel van ze hebben en dat kwam goed naar voren in zijn Rise of the Dutch Republic over de Nederlandse Opstand. Motley zag een parallel tussen de Amerikaanse revolutie en de Nederlandse Opstand als bewegingen, die leidden tot protestantse naties.
De Nederlandse vertaling van Motley's boek verscheen in 1859 en was een evenement. Voor het eerst had iemand het aangedurfd de geschiedenis van de Opstand in een aaneengesloten verhaal te gieten. En wat voor verhaal! Met schurken en heiligen, verraders en getrouwen, heldenmoed en lafheid. Alles in aanstekelijk proza.
Motley's boek raakte vooral een gevoelige snaar omdat de Amerikaan stelling nam in een heftig debat. Wat voor natie was Nederland eigenlijk? Waardoor onderscheidde het zich van andere landen? Soortgelijke debatten speelden ook in andere landen, maar het had hier bijzondere scherpte, omdat het vaderlands ego een flinke tik gekregen had, nadat België zich in 1830 had afgescheiden.
Voor de katholieken was het duidelijk dat de 'Rise' niet onweersproken kon blijven en zo ontstond de 'Geschiedenis der Nederlandse beroerten in de XVIe eeuw', het hoofdwerk van W.J.F. Nuyens (1823-1894). Nuyens was geen beroepshistoricus maar huisarts in het West-Friese dorp Westwoud (bij Hoorn), die zijn drukke praktijk combineerde met een veelomvattend publicitair bestaan. Dat betekende werken van 's morgens zes tot middernacht volgens een ijzeren regelmaat. Volgens Lodewijk van Deyssel begon Nuyens om zes uur door zo van zijn bed in een ijskoud bad te springen waarvan hij ,,in de barre maanden met zijn armen en hoofd de ijskorst in zijn sprong verbrijzelde die 's nachts het water was komen bedekken'. Zo'n man dus.
Nuyens, aldus Albert van der Zeijden in zijn recente proefschrift, was als historicus meer een 'identiteitspoliticus'. Hij gebruikte zijn geschiedschrijving om de Nederlandse katholieke identiteit een stevig fundament te geven, nadat Motley daar zo nadrukkelijk vraagtekens bij gezet had. Motley had zich niet alleen op bronnenonderzoek gebaseerd, maar probeerde zijn gelijk ook retorisch binnen te halen. Met zijn tegenboek, dat retorische overdrijving evenmin uit de weg ging, toonde Nuyens, dat er op Motley's visie wel wat af te dingen viel.
Van der Zeijden beschrijft aanstekelijk hoe beide heren te werk gingen. Bij Motley worden slechte personages steevast betrapt met rozenkrans of jezuïetencatechismus op zak. Bij Nuyens zijn de hervormers vrijwel altijd uitgetreden monniken of nonnen, die liefst doorlopend overspel plegen en een liederlijk en bloeddorstig leven leiden. Bij Motley is Filips II de verpersoonlijking van het kwaad. Bij Nuyens moet vooral Willem van Oranje het ontgelden als dubbelhartig, buitenlander, niet uit op verdraagzaamheid, maar op macht. Nuyens vergelijkt Oranje met een revolutionair uit eigen tijd, de Italiaan Cavour, die Pius IX van zijn pauselijke staat beroofd had en daardoor voor hem en zijn mede-katholieken de verpersoonlijking van het kwaad.
Niet gering allemaal, maar het werkte wel. De Leidse hoogleraar Fruin, dé man van de Nederlandse geschiedschrijving in die tijd, stelde na lezing van Nuyens' boek zijn oorspronkelijk gunstige mening over Motley bij en ook de protestantse voorman Groen van Prinsterer gaf na Nuyens toe dat ,,door velen onzer ..aan de meeslepende taal van Motley al te onvoorwaardelijk bijval [is] verleend'.
Maar het gevolg van Nuyens' interventie was ook, dat beroepshistorici vragen gingen stellen bij Motley's retorische aanpak en voortaan minder als geschiedschrijver te werk gingen en meer als geschiedvorser. Niet gering voor een amateur-historicus met een huisartsenpraktijk.
Toch was Nuyens' belangrijkste prestatie dat hij met zijn 'Nederlandse Beroerten' de katholieke visie op de vaderlandse geschiedenis op de kaart zette. Een visie waarin het accent vooral lag op de Middeleeuwen als de oorsprong van 'typisch Nederlands' en niet op de Opstand.
Een mooi voorbeeld van deze visie biedt het Rijksmuseum in Amsterdam. Gebouwd door de katholieke architect Cuypers op instigatie van plaatselijke katholieke notabelen. In het museum is de kapel van het middeleeuwse klooster in Aduard tot in details nagebouwd. Een helder signaal: dáár komt de vaderlandse kunst van dit museum uit voort.
Als Nuyens in 1894 sterft komt katholiek voorman Schaepman niet op de begrafenis. Hoewel hij lang en intensief met Nuyens had samengewerkt. 'Wegens verkoudheid'. Mogelijk. Maar, schrijft Van der Zeijden, Nuyens was bij zijn dood al een man van het verleden. Als liberaal-katholiek ('papo-thorbeckiaan') stond hij samenwerking voor met de liberalen, terwijl zijn katholieke volksdeel onder Schaepman, net als het calvinistische onder Kuyper, juist gekozen had voor de confrontatie.
Met die stellingname miste Nuyens de beweging van zijn kerk in ultramontaanse (op Rome geconcentreerde), anti-modernistische richting en kwam hij aan de rand terecht. Nuyens' leven krijgt daardoor iets tragisch. Zo toegewijd, toch op den duur niet katholiek genoeg bevonden, en begraven zonder dat de katholieke voormannen hem met hun aanwezigheid eerden. Op een ijskoude winterdag ver weg in het noorden van Noord Holland. Koud tegenover wie haar lief hadden. Omwille van de 'waarheid'. Dat was 1894. Is het nu anders?

http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/archief/article/detail/2784333/2002/10/15/Dagelijks-een-ijsbad-tegen-Motley-s-mythes.dhtml

Geen opmerkingen:

Een reactie posten