zondag 23 september 2012

J'ai assisté à cette rencontre entre deux intellectuels hollandais. C'était à Utrecht.

EssayGeweld komt vaak van mensen die zelf slachtoffer zijn van onrecht, betoogt Ruud Welten. Welnee, betoogt Hans Achterhuis morgen in een tweede essay, als we zo gaan redeneren, kan iedereen erop los slaan.
Wanneer het gepleegd wordt door anderen, is geweld gemakkelijk herkenbaar. Maar hoe is het gesteld met ons eigen geweld? In 1961 schreef filosoof en politiek activist Jean-Paul Sartre dat terroristisch geweld als een boemerang is: het is een antwoord op het geweld dat wij zelf plegen. Maar dat willen we niet zien. In weinig bedekte termen verdedigde hij zo de terreuracties van de Algerijnen, die zich in een bloedige strijd uit de klauwen van hun kolonisator Frankrijk wilden verlossen. Met succes overigens, want het duurde niet lang of het Noord-Afrikaanse land was geen Franse provincie meer. Het geweld waarin de Algerijnse terreur zijn oorsprong vond, was dat van het kolonialisme zelf, aldus de filosoof. Dát was het primaire geweld, terwijl de Algerijnse terreur secundair geweld betrof.

Sartres these intrigeert mij omdat ze het geweld van de westerse beschaving blootlegt. Sartre hield onze beschaving een spiegel voor waarin we liever niet keken. De analyse van zijn intellectuele rivaal Albert Camus was een stuk minder confronterend. Hij wilde dat Algerije en Frankrijk zich zouden verzoenen en de strijd zouden staken. Voor Sartre was Camus' pacifistische positie laf en onaanvaardbaar omdat, als Camus zijn zin zou krijgen, het geweld van de kolonisatie zou blijven bestaan. Camus zag niet dat geweld allereerst van binnen de westerse wereld en haar kolonialisme afkomstig was; dat het niet pas begint met bommen en gevechten, maar met vernedering en dehumanisering. In Nederland heeft het ook een tijdje geduurd voordat we inzagen dat onze politionele acties kolonialistisch geweld waren.

De erkenning van ons eigen geweld zou veel verder moeten reiken dan ons eigen verleden als kolonisator. Want dat het kolonialisme uit Sartres tijd niet meer bestaat, betekent niet dat zijn analyse op onze huidige beschaving niet meer van toepassing is. Integendeel, hoe beschaafder wij onszelf vinden, des te minder herkennen wij ons eigen geweld.

In onze postkolonialistische wereld staat beschaving voor efficiënte buitensluiting. We scannen en screenen mensen omdat ze mogelijk geweld zullen plegen tegen onze samenleving.

Je kunt jezelf wijsmaken dat we dat doen in naam van de beschaving en de vrede, precies zoals de kolonisator eertijds verkondigde dat hij beschaving kwam brengen. Inmiddels is het primaire geweld nog altijd in werking, al leeft het voort onder andere, meer beschaafde namen. Mensen met psychische, fysieke, economische of aanpassingsproblemen zijn voor onze beschaving parasieten of erger. De beschaving meet zich het recht aan om zich tegen zulke lieden te verweren, met als gevolg dat we uit voorzorg groepen en individuen stigmatiseren en buitensluiten.

Als antwoord op een filosofie waarin geweld betekent dat we anderen fysieke schade toebrengen, zou ik willen stellen dat geweld inhoudt dat we anderen hun fysieke humaniteit ontzeggen. In de beschaafde wereld hebben we daar geen leger of kampen meer voor nodig; een goed geoliede bureaucratie, geschraagd door een retoriek van orde, veiligheid en economisch belang voldoet.

Er is geen abstracte filosofie van 'het kwaad' voor nodig om geweld te begrijpen. Een duidelijke grens tussen beschaving en haar outcasts met een efficiënte organisatie om deze grens te verdedigen is voldoende. Beschaving staat dan niet langer voor humaniteit, maar voor een garant staan voor zichzelf, zonder in de gaten te hebben dat deze beschaving leeg, koud en bovenal gewelddadig is geworden.

Zoals bij de discussies over de bonussen in de financiële wereld, willen we bij de affaire rond de oud-topman van Vestia dat er koppen rollen. We willen dit evidente kwaad de wereld uit helpen. Intussen hebben we niet door dat dergelijke misstanden inherent zijn aan onze economie, die zich blindstaart op expansie en winstmaximalisatie en als zodanig een vorm van geweld is. De topman van Vestia was niet meer dan een voortreffelijke functionaris in die praktijk. Het is waar, hij heeft niemand gedood of bedreigd, en toch betreft het hier wel degelijk geweld omdat het dehumanisering tot gevolg heeft. Geweld maakt slachtoffers. In dit geval: mensen die hun huur niet meer kunnen betalen, die niet op de verantwoordelijkheid van hun woningbouwcorporatie kunnen rekenen en die zo de noodzakelijke mest zijn om de economie te laten groeien. Maar dat zien we niet, we hebben slechts oog voor de dader en stellen onszelf gerust met de gedachte dat het maar een enkeling is die onze beschaving corrumpeert.

Onze zogenaamde beschaving creëert een situatie waarin mensen, in de gradatie van nutteloos tot gevaarlijk, over de rand vallen. Dit geweld is structureel. Toen de Amerikaanse militairen onder druk van de mondiale publieke opinie niet langer konden volhouden dat tijdens hun 'vredesmissies' in Irak en Afghanistan geen burgerslachtoffers vielen, introduceerden hun goed getrainde woordvoerders de term collateral damage, dat zoveel als bijkomstige schade betekent. De term is haast symbolisch voor de excuuscultuur die zo kenmerkend is geworden voor onze tijd. Een van de scherpste analisten van de huidige samenleving, de Pools-Britse socioloog en filosoof Zygmunt Bauman, heeft de term collateral damage onlangs gebruikt om te omschrijven hoe niet slechts het leger, maar onze eigen westerse beschaving een structurele bijkomstige schade achter zich aansleept.

In onze obsessie met veiligheid en economische groei als fakkeldragers van onze beschaving zijn we zelf geweldenaars geworden. In plaats van zich te bekommeren om de ander, bouwt onze beschaving een muur om zichzelf (deze keer onzichtbaar) om de ander buiten te sluiten en te laten creperen. Binnen de muur heersen slechts nog angst, wantrouwen en ressentiment. Met Sartre en Bauman kan ik zeggen dat we intussen niet begrijpen dat dit het primaire geweld is dat beschaving heet. Verontwaardigd kijken we van binnenuit over de muur naar de boze, gewelddadige buitenwereld in de hoop dat ze niet toeslaat. We kijken alleen de verkeerde kant op.
Om vooruit te komen heb je anderen nodig die het met jou oneens zijn.

In een reeks avonden van Studium Generale Utrecht en artikelen in Trouw gaat Denker des Vaderlands, Hans Achterhuis, in gesprek met Tegendenkers. Maandag vond het eerste gesprek plaats in een volle aula van het Academiegebouw in Utrecht.

Hans Achterhuis omschreef geweld als 'het min of meer met opzet toebrengen of dreigen toe te brengen van schade aan mensen of voorwerpen'. In zijn magnum opus 'Met alle geweld' beschrijft hij de vele zichtbare verschijningsvormen van geweld. Maar, vroeg Tegendenker Ruud Welten zich af, hoe moeten we omgaan met de vele onzichtbare vormen van geweld die in onze maatschappij aanwezig zijn? Er is veel onzichtbaar geweld dat inherent is aan de moderne welvaart. Met een versluierende term uit het leger noemde Welten dat 'Collateral Damage': bijkomstige schade. Beveiliging, bureaucratie, intimidatie en sociale ongelijkheid lijken onze samenleving vredig te houden, maar zorgen structureel voor bijkomstige schade. Al zien we dat niet graag onder ogen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten